|
|
|
Muziek is (de representatie van) geluid, voortgebracht met de intentie in alle waarnemers een vooraf bepaalde psychische toestand teweeg te brengen.
|
Deze inleiding is zeer abstract, en bahandelt een aspect van muziek waar nooit over gesproken wordt. Ze dient om de begrippenwereld van de muziek te verbinden met het fysische. Dit sluit aan bij de doelstelling al het geïntroduceerde materiaal te bouwen op bekend veronderstelde feiten (en het voorafgaande).
Muziek heeft 2 apart van elkaar te onderscheiden kenmerken: de geluidskwaliteit en de geluidskwantiteit. (hier is geen standaardterminologie voor)
De kwaliteit uit zich in de kenmerken van de klank, de kwantiteit is de manier waarop die kwaliteiten elkaar opvolgen.
de term kwantiteit is bovendien extra goed gekozen omdat de veranderingen in klank meestal in regelmatige tijdsquanta gerangschikt zijn.
Die regelmatigheid is mooi te zien in de weergave van het audiospectrum van een fragment uit Dvorak's (vergeef ontbrekend dakje) Heldenlied (fig. 1). De horizontale as geeft de kwantiteit (tijdsverloop) weer, de verticale as de kwaliteit (intensiteit van elke frequentie). De toegevoegde verticale lijnen accentueren diverse duidelijke regelmatigheden..
In een notenbalk worden bepaalde aspecten van de kwaliteit - voornamelijk frequentie - "uitgezet" tegen de tijd - verdeeld in segmenten met gequantificeerde tijdsduur.
geslachtsverschil & pseudolatijn | frequentieverschil & specificerend bijvoeglijk naamwoord | |||||||||||
|
|
|
||||||||||
|
|
|
|
|||||||||
Prime (1) |
|
|
|
|||||||||
Secunde (2) |
|
|
|
|
||||||||
Terts (3) |
|
|
|
|
||||||||
Kwart (4) |
|
|
|
|||||||||
Kwint (5) |
|
|
|
|||||||||
Sext (6) |
|
|
|
|
||||||||
Septime (7) |
|
|
|
|
||||||||
Octaaf (8) |
|
|
|
Als men bij het gegeven halvetonenpatroon corresponderend met een grote ladder een andere grondtoon kiest krijgt men een andere toonladder - een zogenoemde paralleltoonladder - of kortweg parallel. er zijn dus nog 6 andere soorten toonladders. Men kan bijvoorbeeld de zesde noot van de grote ladder als grondtoon gebruiken, en verkrijgt zo de veelvoorkomende kleine tertstoonladder of de mineurtoonladder - vanwege de karakteristieke kleine terts als derde toon. Ook kortweg kleine ladder. De mineurparallel van C-groot is A-klein.
De mineurtoonladder komt in 3 varianten. Bovengeschetst oorspronkelijk mineur, de oorspronkelijke Aeolische kerkmodus (vroeger had men geen toonladders maar modi). Bij verhoging van de zevende toon met een halve toonsafstand dan ontstaat harmonisch mineur, vanwege bepaalde harmonische eigenschappen (grote V, zie verder). Als men daarnaast - om lelijke sprongen in de melodie te voorkomen - de zesde toon ook met een halve toon verhoogt krijgt men melodisch mineur waarbij men tevens kan kiezen voor oorspronkelijk mineur. de regel zegt: stijgend melodisch mineur is met de twee verhoogde noten, dalend melodisch mineur is zonder de beide verhogingen.
Bij verstek zijn mineurladders oorspronkelijk. Als men het over harmonie(leer) heeft zijn ze harmonisch, heeft men het over melodieën zijn ze melodisch.
De overige 5 ladders komen vooral voor in oude muziek (niet behandeld), met uitzondering van de zevendetoonsparallel die een nietvoorkomende (en niet behandelde) theoretische constructie is. Alleen de tweedetoonsparallel is een kerktoonaard die men sporadisch nog wel aantreft en noemt men de Dorische Modus maar we spreken allemaal gewoon van de Dorische toonladder. De Dorische parallel van C-Groot (en A-klein) is D-Dorisch.
Samenvattend en verduidelijkend zijn er dus 12 grote ladders, elk met het halvetonenpatroon van de stamtoonladder toegepast op een andere grondtoon. Elk van de 12 ladders heeft één mineurparallel (in 3 varianten), dus er zijn ook 12 (of 36) kleine ladders, elk met een andere grondtoon. De 4 andere, en de ene theoretische worden niet behandeld (hoewel het er dus 60 zijn).
In de notenbalk wordt met voortekens aangegeven wat voor toonsoort het is om te voorkomen dat elke verhoging die altijd voorkomt moet worden genoteerd. De voortekens komen altijd in een vaste volgorde. Leer de volgende twee feiten uit het hoofd!!! De volgorde van de noten die een kruis ontvangen is F C G D A E B. De volgorde van de noten die een mol ontvangen is B E A D G C F. en herken vervolgens dat het hetzelde feit is, maar andersom. De relatie tussen de verschillende toonsoorten en hun toonladders kan men het best weergeven in een kwintencirkel. De groot en duidelijk geschreven tonen, (kloksgewijs C, G, D, A, E, B, F#/Gb, Db, Db, Eb, Bb, F, C), zijn de mogelijke grote tertstoonladders. De nummertjes buiten de cirkel (geen onderdeel van de standaard, wel (c) ZNQ) geven aan hoeveel kruisen er zijn. (vb: B heeft 5 kruisen: F#, C#, G#, D#, A#, in die volgorde te noteren), binnen de cirkel zijn het mollen. (Eb heeft 3 mollen).
Het niet nodig om de kwintencirkel te gebruiken om te weten welke voortekens een toonladder heeft. Met behulp van de bekende vaste voortekenvolgorde kan je simpel uitrekenen welke kruisen (Grondtoon - kleine secunde = laatste kruis) of mollen (Grondtoon = voorlaatste mol) een gegeven grotetertstoonladder heeft en de eventuele parallel te zoeken. Het omgekeerde kan ook: je kunt uitrekenen welke grote ladder een aantal gegeven voortekens heeft. Voor kruisen (laatste kruis + kleine secunde = grondtoon), mollen (voorlaatste mol = grondtoon)
enige rekenvoorbeelden:
welke voortekens?
Db -> Grondtoon (Db) = voorlaatste mol -> Bb Eb Ab *Db* Gb, dat zijn dus 5 mollen.
A -> Grondtoon (A) - kleine secunde = Gis -> F# C# *G#*, dat zijn dus 3 kruisen
welke toonladder
4 mollen -> Bb Eb *Ab* Db -> Ab-groot, F-klein, G-dorisch ....
4 kruisen -> F# C# G# *D#* -> D# + kleine secunde = E -> E groot
bij C (geen voortekens) en F (1 mol) werken de formules niet als verwacht, maar de meeste mensen hoeven tot 3 voortekens niet te rekenen. (terzijde: C = voorlaatste mol lijkt onzinnig, B=laatste kruis ook. F=voorlaatste mol en E=laatste kruis)
enige geavanceerde rekenvoorbeelden:
A# -> Grondtoon (A#) - kleine secunde = Gissis -> (gebruik Bb, voor minder complicaties) -> F# C# G# D# A# E# B# F## C## G##-> 10kruisen.
Fb -> Grondtoon (Fb) = voorlaatste mol -> Bb Eb Ab Db Gb Cb Fb Bbb -> (gebruik dus liever E) -> 8 mollen.
Dank God voor de enharmonische verwisselbaarheid.
* standaardnotatie hanteert de naar mijn mening lelijke en onduidelijke typografie: c-klein = c, C-groot = C. Met een hoofdletter voor grote intervallen, ladders, etc., en een kleine letter voor kleine intervallen, ladders etc.
|
|
|